
Na drie weken volledige opsluiting in mijn kot werd deze duif gisteren gelost.
Drie weken waarin de buitenlucht enkel kon ingeademd worden door mijn open raam of in het beste geval van op mijn terras. Beter dan niets natuurlijk. Maar ik keek toch erg uit naar een ritje op mijn fiets, op gepaste afstand van iedereen, en in de buurt van mijn kot.
Vol enthousiasme trapte ik mijn stalen ros op gang, hierbij geholpen door de batterij😉
De zon was van de partij, de vogels kwetterden, en de bloesems barstten uit hun knop. En ik jubelde. We fietsten op plekken waar ik tot mijn schande nooit eerder kwam, ook al liggen ze vlakbij onze deur: de Gentbrugse Meersen, zó mooi. Vele jaren geleden maakte ik er een kleine wandeling, maar er is zóveel meer te ontdekken.
Na een vijftal kilometer maakte mijn enthousiasme plaats voor verbazing. Mijn lijf protesteerde. Na vijf kilometer, hallo??? Voelde ik weer die verdammte kortademigheid opkomen? In plaats van 50 km werden het er dus een kleine twaalf, en was ik blij in mijn zetel te kunnen ploffen.
Enfin, alle her(begin) is moeilijk. Laat ons daar van uitgaan.
Op de terugweg stopten we aan het raam van mijn moeder. Zij is opgesloten opgenomen in een WZC, sedert een goed jaar, en net zoals iedere andere bejaarde die is opgenomen, mag zij totaal geen bezoek meer ontvangen. Zij heeft een kamer op het gelijkvloers, zodat we eens aan haar raam kunnen kloppen en haar, vanachter glas, kunnen zien.
Mijn hart breekt iedere keer weer. Dat dappere vrouwtje van 91 jaar dat nu, in de winter van haar leven, helemaal alleen deze verschrikkelijke periode moet doorstaan. Ja, ik weet het, er wordt goed voor haar gezorgd, en ja elke zorgverstrekker doet zijn uiterste best, en ja, we kunnen haar telefonisch bereiken en dat doen we ook. Maar het is niet zoals het hoort te zijn. Niemand kan er iets aan doen, maar het snijdt en piekt en doet godverdomme zeer.
En in plaats van er hier verder op door te gaan wijd ik er een andere blogpost aan, later. Want dat verdient ze.
Lola misses her.
Lees verder “Uit mijn kot (Efkens)”